Jouw rol als ouder
Als ouder ben jij de stem van je kind
Een jong kind kan situaties nog niet volledig overzien en zichzelf niet altijd duidelijk verwoorden. Een baby kan het allebei nog helemaal niet. Dit is dan ook jouw taak als ouder. Jij bent er om je kind te begeleiden, gerust te stellen en hun belangen te behartigen. Dat geldt ook wanneer hij stress ervaart en moeite heeft om zichzelf te reguleren. Op zo’n moment helpt het als jij als ouder kalm blijft of in ieder geval weet hoe je de rust kunt bewaren, zelfs als je dat niet zo voelt. Wanneer je als ouder gespannen of angstig bent, breng je deze emotie onbewust over op je kind. Hoe je dan toch die rust bewaart en je kind met vertrouwen begeleidt? Dat leer je in deze module. All eyes on you!
Window of Tolerance
We starten met een stukje achtergrondinformatie. Een video waarin op een heldere manier uit wordt gelegd wat de Window of Tolerance is en hoe deze werkt.
Inzicht in stressreacties van kinderen
In de video zag je hoe stress invloed heeft op ons brein en hoe je een kind kunt helpen ermee om te gaan. Vergelijk het begin van de video, waar je een drinkende man en een ggz-kliniek in beeld ziet komen, met een medische handeling die een kind moet ondergaan. Zo’n medische handeling kan spanning oproepen maar dat hoeft niet altijd zo te zijn. Als je kind rustig blijft, kun je meebewegen. Je kind voorbereiden (zoals wordt uitgelegd in module 3 ‘Voorbereiden’) is altijd helpend. En soms is dat al voldoende.
Maar wat als je kind wél spanning of zelfs stress ervaart? Dan is het belangrijk om te weten wat jij als ouder kan doen.
Jouw invloed als ouder
Als ouder kun je op twee manieren reageren in een stressvolle situatie:
- Distress-promoting gedrag → Stress verhogend
- Coping-promoting gedrag → Stress verlagend
Je hebt geen directe invloed op hoe een zorgverlener handelt maar wél op hoe jij je als ouder opstelt. Dat is cruciaal, want jij bent de persoon op wie je kind het meest vertrouwt en van wie het onbewust gedrag spiegelt.
Wat werkt niet?
Disstress-promoting gedrag is gedrag van de ouder dat stress verhogend werkt bij het kind. Het hangt natuurlijk af van de situatie waarin je zit en welke rol er van jou als ouder gevraagd wordt. Daarmee bedoel ik voornamelijk hoe groots hetgeen is wat staat te gebeuren. De kunst is om daarop te anticiperen. Je wilt het niet bagatelliseren, maar je wilt het ook niet stressvoller maken dan nodig is.
Sommige reacties lijken op het eerste gezicht troostend of steunend maar kunnen juist extra stress veroorzaken. Hier zijn een aantal veelvoorkomende valkuilen:
– Geruststellende woorden zoals ‘het komt goed’ of ‘bijna klaar’
Hoewel goed bedoeld, bevestigt dit onbewust dat er iets gaande is wat ‘goed moet komen’ of waar het kind vanaf wil.
– Troosten, knuffelen, sussen of aanmoedigen tijdens de handeling
Dit kun je, net als bemoedigende woorden zoals ‘je bent een kanjer!’, beter bewaren voor achteraf. Tijdens de handeling geeft dit juist aan dat er iets ergs gebeurt.
– Door elkaar praten
Gebruik het ‘one-voice’-principe: laat steeds één persoon aan het woord en houd de toon rustig. Geef dit het liefst voor de handeling aan bij de zorgverleners maar ook als je tijdens de handeling merkt dat het gebeurd, kan je er iets over zeggen. Bijvoorbeeld: “Ik zou het prettig vinden als er rustig en om de beurt gepraat wordt, anders krijg ik niet alles mee.” Zo houd je het bij jezelf. Als meerdere mensen door elkaar praten, raakt het kind overweldigd en kan het zich niet focussen. Hij vangt alleen flarden op van wat er gezegd wordt en weet niet wat er tegen hem of juist tegen iemand anders gezegd wordt.
– Verontschuldigen (‘Sorry, lieverd’)
Dit haalt het kind dieper in de emotie en versterkt het idee dat de situatie ernstig is. In de module ‘Nazorg’ bespreken we hoe je achteraf wél op een helpende manier kunt reageren.
– Controle geven in een stressvolle situatie
Normaal gesproken is inspraak fijn maar als een kind al stress ervaart, kan het niet meer helder nadenken. In dat geval moet jij als volwassene de leiding nemen. Het kind controle geven (bijv. inspraak over tijdstip van de prik) is dan geen optie meer. Terwijl dit met een rustig kind van tevoren juist wel een goed idee is.
– De handeling onnodig benadrukken
Richt de aandacht niet op wat er gebeurt. Je wilt namelijk juist dat het kind met iets anders bezig is als het spanning ervaart. In mijn rol als medisch pedagogisch zorgverlener zag ik vaak dat zodra de aandacht van de ouder naar de handeling ging, dit automatisch ook bij het kind gebeurde. Als ouder focus je dus ook op de afleiding. Het brein kan maar één ding tegelijk en daar maken we gebruik van. Hierover meer in module 3 ‘Afleiden’.
Side note: natuurlijk zijn er ook kinderen die geen stress ervaren en het bere-interessant vinden om de handeling van dichtbij te zien. Ook in dat geval moet jij als ouder opletten of je kind ‘in zijn raampje’ blijft. Zoals je eerder zag in het filmpje over de ‘window of tolerance’.
Wanneer pauzeren?
Huilt je kind maar geeft het geen lichamelijke weerstand en blijft het dus coöperatief? Daarmee bedoel ik dat het blijft meewerken. Dan kan de handeling doorgaan terwijl die emoties er mogen zijn.
Als je kind overstuur raakt of fysiek weerstand biedt, moet de situatie (kort) gepauzeerd worden. Er zal opnieuw een plan gemaakt moeten worden. Als ouder mag jij te allen tijde de situatie pauzeren, in sommige situaties moet je het zelfs doen. Je kind is er niet toe in staat en de zorgverlener heeft zijn of haar focus gericht op de handeling. Die handeling vraagt zoveel vermogen van de zorgverlener dat ongemak bij het kind soms niet of onvoldoende wordt gezien. Dit wordt ook wel empathische blindheid genoemd.
Maar wat helpt dan wél? Ik hoor het je denken.
Wat helpt wél?
Nu je weet wat je beter kunt vermijden, kijken we naar wat wél werkt. Coping-promoting gedrag dus. Daar wil ik bij zeggen dat het niet altijd in één keer duidelijk is wat voor jouw kind werkt. Soms werkt de ene aanpak niet, schakel dan rustig over op de volgende. Je merkt vanzelf waar jouw kind op aangaat. Dit kan soms best even zoeken zijn en dat is helemaal niet erg. Het is belangrijker dat je blijft zoeken dan dat je in één keer weet wat werkt.
– Zorg dat er een connectie is tussen de zorgverlener en je kind
Als dit niet vanzelf gebeurt help je kind dan op weg. Stel je kind even voor en vertel iets leuks. “Jantje mocht afgelopen zaterdag afzwemmen en weet je wat? Hij heeft nu gewoon zijn diploma!”. Zowel de zorgverlener als je kind zullen beiden ontspannen en je hebt een connectie gecreëerd. Dit is essentieel voor de rest van de afspraak. Wanneer je je met iemand verbonden voelt, laat je veel meer toe van die persoon.
– Aandacht vestigen op afleiding
Zoals ik hierboven al zei, het brein kan maar één ding tegelijk. Afleiding is in bijna alle medische situaties waarin je kind spanning ervaart de sleutel tot een succeservaring. In de module ‘Afleiden’ gaan we hier dieper op in.
– Praten over iets anders
Wanneer een kind geen afleiding wil of wanneer je plotseling in een situatie terecht bent gekomen, dan helpt het om te praten over iets anders. Het liefst afgestemd op het niveau van het kind. Denk bij jonge kinderen aan liedjes zingen en eventueel woorden weglaten, die zij dan in moeten vullen. Bij oudere kinderen kan een woordspelletje helpen. Zoals een dier noemen en met de laatste letter een nieuw dier verzinnen. Dit zijn actieve vormen van afleiden waar je geen hulpmiddelen voor nodig hebt. Je leert hier nog meer over in de module ‘Afleiden’.
– Rust creëren
Dit gebeurt al wanneer er niet door elkaar heen gepraat wordt (het ‘one-voice’-principe waarover je al gelezen hebt). Degene die praat doet dit op een rustige toon. Daarnaast zou je iedereen kunnen vragen te gaan zitten. Staande mensen komen meer bedreigend over, omdat ze over het kind heen hangen.
Het licht dimmen kan ook helpend zijn. Gedimd licht zorgt ervoor dat er minder prikkels binnenkomen en hierdoor kan het bijdragen aan meer ontspanning.
– Bewaak de interpersoonlijke afstand van je kind
Iedereen heeft een interpersoonlijke afstand. Dit is de afstand tot waar mensen mogen komen. Bij kinderen is het heel goed zichtbaar wanneer deze afstand wordt overtreden. Je ziet het aan hun lichaamshouding en ook hun blik wordt anders. Als je dit waarneemt, kan je vragen of wat er moet gebeuren eerst bij jou kan plaats vinden. Zo heeft je kind de tijd om te verwerken wat er gebeurt en gaat gebeuren.
– Gebruik van humor
Grapjes/humor helpen vaak om een ontspannen sfeer te creëren. Mits het kind hier vatbaar voor is en het op zijn of haar niveau is.
– Zingen/muziek
Bij jonge kinderen is zingen een krachtig hulpmiddel. Het helpt je eigen ademhaling te reguleren, waardoor jijzelf ook rustiger wordt. Dit heeft weer een positief effect op je kind.
Ook neuropsychologen Erik Scherder en Dick Swaab (2021) geven aan dat muziek een dempend effect kan hebben op hersengebieden waar stress ontstaat, wat leidt tot een lagere hartslag en een rustigere ademhaling.
Waar jonge kinderen dus juist meer baat hebben bij zingen, hebben oudere kinderen juist veel aan zelf naar muziek luisteren.
Wat interessante achtergrondinformatie:
Er bestaan verschillende soorten ‘jongen’.
- Nestblijvers – Jongen worden hulpeloos geboren en blijven in een nest of schuilplaats (bijv. katten, vogels).
- Nestvlieders – Jongen kunnen meteen lopen en volgen hun moeder (bijv. herten, paarden).
- Draagjong – Jongen worden door de ouders gedragen, vaak op de buik of rug (bijv. apen, kangoeroes én mensen).
Vanuit deze informatie kunnen we enigszins afleiden waarom het voor met name baby’s heel onnatuurlijk voelt om ergens hulpeloos te liggen. Ook mensen zijn draagjongen, terwijl je in de praktijk nog vaak ziet dat ze behandeld worden als nestblijvers. Denk bijvoorbeeld aan het neerleggen van een baby om medisch onderzoek uit te voeren. Hier komen we later op terug tijdens de module ‘Vaccineren’. Tegen een ouder aan voelt het meest natuurlijk.
Dit is echter voor oudere kinderen niet altijd het geval, met hen moet je afstemmen hoe ze zich het prettigst voelen. Het levelt in ieder geval makkelijker wanneer er op ooghoogte met ze gesproken wordt.
Omgaan met je eigen angst
Ben je zelf gespannen of bang? Wees je hiervan bewust. In sommige situaties kan het helpen om een ander vertrouwd persoon mee te laten gaan.
Belangrijk: Laat je nooit wegsturen!
Soms wordt ouders geadviseerd om de kamer te verlaten als ze het spannend vinden. Doe dit niet. Zelfs als je bang bent, biedt jouw aanwezigheid nog altijd meer steun dan afwezigheid. Het kind alleen achterlaten geeft de boodschap: “Dit is te eng voor mij, jij moet het alleen doen.” Bovendien kun je achteraf niet goed meepraten over wat er precies is gebeurd, wat belangrijk is voor de verwerking.
Tot slot
Jij bént de stem van je kind, de veilige haven in een stressvolle situatie. Jouw rust is de sleutel, jouw houding maakt het verschil. En bovenal: jouw aanwezigheid is van onschatbare waarde. Besef dat zorgverleners in hun opleiding niet geleerd hebben hoe zij met kinderen contact moeten maken. De een heeft dit van nature en de ander iets minder. Daarom is het zo belangrijk dat jij jouw kennis over jouw kind toevoegt aan hun kennis over de procedure!
De bronnen van dit hoofdstuk vind je hier.
